De reis van de ia orana

met een zeilboot de Atlantic rond

Fidelrallala

Tja…waar denk je aan als je aan Cuba denkt? Bij Ronald plopten gedachten op van stoffige straatjes waar Cubanen klussen aan mooie gekleurde oldtimers en waar op iedere hoek van de straat oude mannetjes voor hun plezier samen muziek maken. Nou, die romantische gedachte is niet helemaal uitgekomen. Ter voorbereiding keken we een aantal afleveringen van de documentaire Cuba Libre, zodat we middels de geschiedenis van het grootste Caraibische eiland ons enigzins een voorstelling konden maken van deze communistische staat.  Naast de prachtige natuur waren we ook nieuwsgierig of de inwoners het aan durfden om openlijk met ons te praten, want nog altijd is er maar één politieke partij en is de vrijheid van meningsuiting beperkt.

En opnieuw was ons bezoek van maar drie weken doorspekt van zeer bijzondere ervaringen, ontmoetingen en tegenstrijdigheden. Onze kennismaking met Cuba startte met een zeilende zwerftocht tussen de onbewoonde eilanden omrand met witte strandjes en mangrovebossen, waar we pas na een week de eerste mensen tegen kwamen. Midden op zee zeer ver uit de kust, zagen we piepkleine oude houten roeibootjes met elk drie vissers. Het was een eerste kennismaking met de combi armoede en soberheid. Deze vissers hadden kennelijk geen geld voor een motortje, hun begroetingen waren echter wel zeer hartelijk.

Naast het naar mijn mening rigide systeem van het communisme verliep het inklaren nergens zo soepel als in de haven van Cienfuegos. Ronald had via de marifoon al contact gelegd met havenmeester Roberto. Hij gaf aan ons op te wachten bij de ‘red zone’. We tuurden door de verrekijker, maar nergens was iets van rood te bekennen. Wel zagen we vaste steigers van grof beton welke aan de zijkanten helblauw waren geschilderd. Op de langssteiger stonden 4 personen opgesteld. Van links naar rechts: Health, een lange dunne man met een Indisch uiterlijk van rond de 60 jaar met een kaal hoofd en een spierwitte blouse tot net boven de knie. Een kleine man met een Spaans uiterlijk, in keurig wit overhemd met korte mouwen en stripes op zijn schouders. De havenmeester Roberto, een afro Afrikaanse man met gigantische spierballen en een olijke lach om zijn mond en een Cubaans meisje, we schatten haar 14 jaar met zwarte bewerkte pantykouzen, zwarte schoentjes met lage hak, een kort zwart rokje met witte blouse, lange lage paardenstaart, kauwend op een kauwgumpie, zij is van Costums. Hoeveel karikatuur wil je hebben, haha. Als we aanleggen zien we dat de betonnen steigerplek waar de vier op staan als een vloerkleed rood geverfd is. Tja, dat is vanaf de waterkant natuurlijk niet te zien. Roberto doet een stap maar voren, heet ons welkom op Cuba en geeft aan dat we in deze volgorde, zoals de vier van links naar rechts staan opgesteld moeten volgen. Health komt aan boord, deur één is van Immigratie, deur twee van de havenmeester en deur drie van Costums. De man in spierwitte doktersjas stapt aan boord en vraagt: ‘Zijn jullie gezond? Hebben jullie de afgelopen dagen koorts gehad?’ Nee. Zo, hihi, dat was het dan. Er komen nog wat vragen over de naam en de afmetingen van de boot en we kunnen doorlopen naar deur 1. We komen in een klein vierkant wit gesausd kamertje, waar we beiden ter plekke landziek worden. Ronald zit schommelend op de stoel, ik druk mijn rug tegen de deurpost om rechtop te kunnen blijven staan. Hier komen we in een compleet vragenvuur terecht, waar Ronald overal met nee op antwoordt, waar we eigenlijk ja op zouden moeten antwoorden en andersom. Ik vouw verwoed onze paspoorten extra open op een lege bladzijde, zodat hij niet kan zien dat we niet zijn uitgeklaard in Jamaica. Er komt geen stempel in onze paspoort en de man gelooft ons op onze blauwe ogen dat we direct vanuit Colombia naar Cuba zijn gevaren. Op naar deur 2. In het kleine hokje hangt een gigantisch TVscherm met een sportzender op. De vrolijke gespierde havenmeester start een praatje met ‘Alles op Cuba is problematisch, maar je kunt altijd bij MIJ terecht met een vraag’, waarbij steeds zijn ogen even naar het TVscherm flitsen. We moeten betalen voor 2x een visum en crew en de boot(niet het havengeld). We kunnen alleen betalen met creditkaart omgerekend in dollars, pfff…prijzig dus. Dan door naar deur drie. Het meisje van Costums praat niet, met druk kauwende kaken typt zij achter elkaar door vragen in Google Translate. Bij ieder antwoord kijkt ze of ze water ziet branden en typt vervolgens met vlugge vingers iets op haar toetsenbord en het inklaren is geklaard.

In Havanna zouden we onze vrienden Geert Jan en Suus ontmoeten. Voor deze vier uur durende reis reden we met een taxi over een bijna lege driebaans weg, waarbij we allebei herinneringen kregen aan de autoloze zondag uit onze jeugd. Opvallend is dat je nergens aan de kant van de weg of in steden reclameborden ziet, wel zie je geregeld grote borden met politieke leuzen en foto’s van politieke leiders als Fidel Castro of Che Guevara.

Onze vrienden hadden op advies van het reisbureau een auto van ‘De Staat’ gehuurd, omdat Cubanen met een privéauto alleen kunnen tanken met een speciaal pasje, benzine is zeer schaars op Cuba. Op Cuba zijn er twee soorten valuta’s: CUC en CUP. Cubanen kunnen bij speciale pinautomaten dollars op een CUCpasje zetten. Bij veel supermarkten zie lange rijen staan, omdat zij per twee naar binnen mogen en vervolgens hun zeer basale boodschappen kunnen doen in een winkel met bijna lege schappen. Dit pasje kunnen zij ook gebruiken bij specifieke benzinestation, waar je ook lange rijen auto’s ziet staan. CUP’s kun je als toerist alleen verkrijgen via een wissel van cash Dollars of Euro’s, waarbij de koers op straat veel beter is dan in de banken. Ronald zag dit als een uitdaging. Toen we midden in een parkje dikke stapels met flappen aan het wisselen waren, zag ik de bedelaars begerig kijken of zij ook iets konden ontvangen. Opvallend was dat je op straat geregeld gevraagd werd om geld, maar als je aangaf niets te geven de ander je meteen niet meer lastig viel. Vaak had ik presentjes in mijn rugzak, zodat ik deze mensen dan iets tastbaars kon geven in plaats van geld. Oprecht aandoenlijk waren die momenten als oude gerimpelde vrouwtjes een stuk zeep ontvingen en deze dicht tegen hun neusje drukte, de geur met een diepe teug opsnoven en vervolgens gelukzalig mijn kant op keken.

Een bijzondere ontmoeting vond plaats in Soroa. Geert Jan had een queeste om het Cubaanse vogeltje Todie te spotten en we hadden een gids gevonden die ons daarbij wilde helpen en ons de prachtige omgeving van het loofverliezend tropisch bos wilde tonen. Het is nog vroeg bij vertrek en we moeten over het hek klimmen om van het terrein van onze Casa te kunnen komen. Halverwege de wandeling kan Geert Jan zijn geluk niet op, we spotten niet alleen het 10 cm grote vogeltje met de helle kleurtjes appeltjesgroen, babyblauw, rozerood en helderwit en spits snaveltje, hij vliegt ook nog zeker 10 meter met ons mee om zijn territorium te verdedigen. De gids vertelt ons dat deze vogeltjes ook wel eens gevangen en in een kooitje gestopt worden. Er is zelfs een verhaal dat een Todie in de kooi dagelijks gevoed werd door zijn maatje die nog vrij rond vloog.

Wat hoger op de berg durven wij de zeer vriendelijke gids ook enkele persoonlijke vragen te stellen en kan onze lieve vriendin en privétolk Suus zijn verhaal vertalen. Mogelijk omdat niemand in het bos zijn verhaal kan horen, durft de Cubaan open te praten over het regime van Cuba. Op zijn 21e werd hij in 1975 door Fidel Castro uitgezonden naar Angola, waar hij naast lichamelijk letsel, hij mist onder andere  het zicht in één oog, ook nog geregeld nachtmerries heeft. Net als de serveerster in Havanna vertelt hij dat veel jonge afgestudeerde mensen uit Cuba zijn vertrokken, zo ook zijn kinderen. En dat hij als docent (voorheen natuurkunde) probeert de inwoners van zijn dorp duidelijk te maken dat het behoud van de natuur en toerisme belangrijke pijlers zijn voor de wederopbouw van het land. Het lijkt een lastig proces om de inwoners van Soroa met de neus dezelfde kant op te krijgen. We zijn alle vier geroerd door zijn persoonlijke verhaal, waarna hij gepassioneerd verder vertelt hoe mooi de natuur van Cuba is en hij naast de schattige Todie ook nog: de Bahamaspecht, de Cubaanse zwarte Troepiaal, de Bahamas Koningstiran, de Cubaanse Koningstiran, de Cubaanse Tragon en de Mangrovekoekoek aanwijst.

In Playa Larga, als Geert Jan, Ronald en ik na een fantastische duik in aquariumhelder water onze wetsuits van onze natte lijven af rollen, horen we achter de bar een hoog piepend geluid. Als we er gaan kijken zien we een puppie van twee dagen oud. De divemaster vertelt dat zij de moederhond dood in het veld hadden gevonden en de puppies onder de buren hadden verdeeld. Ronald en ik zijn op slag verliefd en in dubio. We willen al heel lang een hond, zullen we dit mooitje meenemen. We bedenken zelfs een naam, hij zal Fidel heten. Na lang dubben besluiten we het toch niet te doen, maar geregeld moeten we nu nog aan hondje Fidel denken. Dag bijzonder Cuba, op naar de Cayman Islands.

BEN JE BENIEUWD NAAR MEER AVONTUREN? Ik schrijf elke dag een stukje in mijn logboek/dagboek. Klik dan op: https://www.iaorana.nl/logboek-februari-2025/

Verder Bericht

Vorige Bericht

Laat een reactie achter

© 2025 De reis van de ia orana

Thema door Anders Norén

%d bloggers liken dit: